22 mei 2013

Wat is geluk?

Gelukkig zijn is voor ons volwassenen iets heel normaal, maar voor kinderen niet erg concreet. Geluk kan je toch niet zien? Dus wat is dat dan? Misschien heeft er iemand in jouw klas toch een goed antwoord!

eerste en tweede graad
Verhaal: 'Klein mannetje vindt het geluk' van Max Velthuijs
   (Bron: VELTHUIJS, M. (1997) Klein mannetje vindt het geluk. Rijswijk: De Vier Windstreken)

Filosofische vragen
  • Wat is geluk?
  • Is er een verschil tussen geluk hebben en gelukkig zijn?
  • Kan je geluk hebben en toch niet gelukkig zijn?
  • Kan iemand die veel pech heeft, toch gelukkig zijn?
  • Waar komt geluk vandaan?
  • Kun je geluk kopen?
  • Kun je tegelijk droevig en gelukkig zijn?
  • Om helemaal gelukkig te zijn, moet je dan eerst half gelukkig zijn?
  • Zou je plezier kunnen hebben en toch niet gelukkig zijn?
  • Moet je weten wat ongelukkig zijn is om te kunnen weten wat gelukkig zijn is?
  • Zou een wereld vol geluk bestaan volgens jou?
Verwerkingsopdracht
De leerlingen stellen een menukaart om gelukkig te worden samen. De verschillende menukaarten kunnen daarna nog besproken worden.

Groetjes,
Juf Nathalie
   (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)

19 mei 2013

Slim zijn

Slim zijn wordt vaak als iets erg belangrijk gezien door kinderen. Ze willen goede punten halen en daarvoor moet je slim zijn. Tijd om hier eens dieper op in te gaan!

Eerste en tweede graad
Verhaal: 'Zeehond en Meeuw' uit Allemaal praatjes! van Geert De Kockere
  (Bron: De KOCKERE, G. (1999). Allemaal praatjes! Wielsbeke: De Eenhoorn.)
'Wie van ons is het slimst?' vroeg Meeuw. Zeehond lag op een zandbank en Meeuw stond ernaast. 'Wat is slim?' vroeg Zeehond. 'Als je dat al niet weet', zei Meeuw, 'dan ben ik zeker de slimste...' 'Goed', zei Zeehond, 'als je mij heel precies kan uitleggen wat slim is, dan ben jij de slimste!' 'Wel', zei Meeuw, 'slim, dat is heel veel weten.' 'O ja?' vroeg Zeehond. 'En hoeveel is heel veel?' Meeuw ging op één pot staan en dacht diep na. 'Ten minste honderd dingen', zei Meeuw na een poosje. 'O ja?' vroeg Zeehond. En hij noemde gauw 107 verschillende soorten schelpen op die hij kende. 'Dus ben ik heel slim', besloot Zeehond. 'Hoeveel schelpen ken jij?' Meeuw moest toegeven dat ze maar 63 soorten schelpen kende. 'Dus ben ik de slimste!' besloot Zeehond. 'Slim wil ook zeggen dat je veel verstand hebt', probeerde Meeuw zich te redden. 'En wat is verstand?' vroeg Zeehond. Meeuw ging op haar andere poot staan en dacht diep na. 'Dat zijn de hersenen in je kop', zei Meeuw na een poosje. 'Dan ben ik zeker de slimste', besloot Zeehond. 'Mijn kop is veel groter dan die van jou. Bij mij zitten er dus meer hersenen in.' 'Ho!' krijste Meeuw. 'Het gaat er niet om hoeveel hersenen je hebt, het gaat er hem om hoe goed je die hersenen gebruikt. Weet jij bijvoorbeeld hoe je slakken uit potdichte schelpen haalt?' 'Nee', gaf Zeehond toe, 'dat weet ik niet...' 'Wel', zei Meeuw, 'ik wel. Ik neem ze in m'n bek, stijg op en laat ze vanuit de lucht op een steen vallen. Ze breken en hups, daar is de slak. Dat is je hersenen gebruiken. Ik ben dus slimmer dan jij.' 'O', zei Zeehond. 'Ik zou gewoon een andere schelp zoeken die niet potdicht is...' 'Ja', zei Meeux, 'jij gebruikt je hersenen niet. Dus ben je niet erg slim...' 'Maar zeg eens Meeuw', vroeg Zeehond, 'waarom zou jij slakken zoeken? Meeuwen lusten toch geen slakken?' 'Is dat zo?' Schrok Meeuw. 'Ja', zei Zeehond. 'O', zei Meeuw, 'dat wist ik niet...'

Filosofische vragen
  • Wanneer ben je slim?
  • Als je veel weet, ben je dan slim?
  • Zijn er verschillende soorten slim zijn?
  • Kun je slim zijn en toch iets doms doen?
  • Zijn slimme mensen ook mooi?
  • Is slim zijn hetzelfde als verstandig zijn?
  • Word je slim geboren?
  • Zijn slimme mensen beter dan minder slimme mensen?
  • Zijn mensen die nu leven, slimmer dan die van vroeger?
  • Hoe zou de wereld eruitzien als iedereen slim was?
Verwerkingsopdracht
- Welke drie slimme vragen zouden de leerlingen wel eens willen stellen aan de slimste mens die er bestaat.
- Teken iemand die slim is.


Tweede en derde graad
In de tweede en derde graad werken we een keer zonder verhaal. Je kan aanknopen bij de programma's op televisie: De slimste mens ter wereld. Hoe wordt je daar de slimste mens ter wereld? Is dat enkel door goede antwoorden te geven of ook door tactiek? Laat de kinderen vertellen wat ze van het programma weten.

Ook kan je hen een vragenlijst laten invullen en deze daarna bespreken:
Wanneer ben je slim?
... als je een doelpunt kan maken?
... als je een goed rapport heb?
... als je een kapotte auto kunt maken?
... als je een bril draagt
... als je een mooi schilderij kunt maken?
... als je een boek kunt schrijven?
... als je iemand kan troosten?
... als je goed kunt rekenen?
... als je goed Chinees kan lezen?
... als je lekker eten kan maken?
... als je blauwe ogen hebt?
... als je goed kan dansen?
... als je veel weet over dieren?
... als je je huiswerk maakt?
... als je mooi kan schrijven?
... als je kaal bent?
... als anderen zeggen dat je slim bent?
... als je anderen dom vindt?
... als je weet waar je goed in bent?
... als je geen ruzie maakt?
... als je je plan kan trekken?

Filosofische vragen
  • Wat is slim zijn?
  • Wanneer ben je slim?
  • Word je slim geboren?
  • Kan iedereen slim worden?
  • Zijn grote mensen slimmer dan kleine kinderen?
  • Is iemand die slim is, altijd slim?
  • Kan iemand die slim is, soms dom zijn?
  • Kun je zien of iemand slim is?
  • Kunnen dieren slim zijn?
  • Als iedereen op aarde slim zou zijn, zouden er dan nog slimme mensen bestaan?
Verwerkingsopdracht
De kinderen schrijven een moeilijke vraag die ze zouden stellen aan een erg slim persoon. Deze vragen kan je bespreken en er eventueel verder mee filosoferen. Vooral de vraag of je slim moet zijn om die vragen te beantwoorden krijgt dan extra aandacht.

Eens benieuwd of de kinderen slim genoeg zijn om een antwoord te vinden ;)

Groetjes,
Juf Nathalie
   (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)

15 mei 2013

Wanneer kan je iemand geloven?

Iedereen vertelt wel eens iets. En meestal is dat waar. Maar hoe weet je nu of dat wel echt zo is? Misschien vertelt die persoon wel iets dat niet waar is?
En iets geloven is vaak zo vanzelfsprekend. Met deze vragen kan je de kinderen doen nadenken over deze vanzelfsprekendheid die dat niet altijd zomaar mag zijn.

Tweede en derde graad
Verhaal: 'Kip en Worm' uit Allemaal praatjes! van Geert De Kockere
  (Bron: De KOCKERE, G. (1999). Allemaal praatjes! Wielsbeke: De Eenhoorn.)
Het was een rustige dag op het erf. Kip wandelde rond. Op zoek naar iets eetbaars. Net op dat moment besloot Worm om een kijkje te nemen boven de grond. Hij stak z'n kop op en keek recht in de ogen van Kip. 'Ho, stop!' riep Worm nog net op tijd. Want Kip boog zich al voorover om Worm uit z'n gang te sleuren. 'Hugh?' vroeg Kip. 'Ik ben niet wat je denkt', loog Worm. 'Hugh?' vroeg Kip. 'Ik ben geen worm', zei Worm. 'O nee?' vroeg Kip. 'Nee', zei Worm beslist. Kip kwam weer recht en keek Worm verbaasd aan. 'Nee', zei Worm nogmaals. 'Ik ben geen worm.' Hoe komt het dan dat je er uitziet als een worm?' vroeg Kip. 'Dat komt', zei Worm, 'dat komt omdat jij dénkt dat ik een worm ben. En wie iets heel hard denkt, gelooft het ook.' Kip keek een beetje wantrouwig naar Worm. Ze wist niet goed wat ze ervan moest denken. En dus ook niet wat ze ervan moest geloven. Een worm die praatte zoals Worm deed, had ze in elk geval nog niet eerder ontmoet.'Heus', zei Worm, 'of geloof je me niet?' Kip hield haar kop een beetje schuin en keek met één oog naar Worm. Alsof ze dacht hem zo beter te kunnen zien. 'Als je me niet gelooft', zei Worm vlug, 'dan komt dat omdat je niet hard genoeg denkt dat ik géén worm ben. Misschien kunnen kippen niet hard genoeg denken...'
Nu voelde Kip zich beledigd. 'Ik geloof het!' zei ze kordaat. 'Dus je gelooft dat ik geen worm ben?' vroeg Worm voor alle zekerheid. 'Je bent geen worm!' zei Kip met haar ogen dicht.
Worm haalde opgelucht adem. 'Maar wat ben je dan wel?' vroeg Kip nieuwsgierig. En ze kwam met haar boek gevaarlijk dicht bij Worm. 'Euh...' aarzelfde Worm. Hij dacht aan alles wat kippen lusten. 'Euh...' zei hij. 'Je weet het zelf niet!' kakelde Kip. 'Je bent een dommerik! Een verschrikkelijke dommerik.' En ze wandelde met opgeheven kop verder. 'Ik ben een worm!' riep Worm haar na. 'Hoor je? Ik ben een dikke, vette worm!' Maar kip hoorde dat niet meer...

Filosofische vragen
  • Wat is geloven?
  • Kun je iets denken zonder het te geloven?
  • Kun je iets geloven zonder te denken?
  • Als je iets gelooft, weet je het dan ook?
  • Als je iets weet, geloof je het dan ook?
  • Wanneer weet je iets zeker?
  • Wanneer kun je zeker weten dat je iemand kunt geloven?
  • Als je iemand gelooft, geloof je hem dan voor altijd?
  • Is iets wat je gelooft altijd waar?
  • Kan iets waar zijn zonder dat je het gelooft?
Verwerkingsopdracht
Spel: 'Waar of niet waar?'
Enkele leerlingen vertellen een verhaal dat al dan niet echt gebeurd is. De andere leerlingen verwoorden waarom ze denken dat het wel of niet echt gebeurd is. Je kan hierbij teruggrijpen naar de dingen die gezegd zijn tijdens het filosofische gesprek.

Nu zal je de leerlingen flink aan het denken zetten!


Groetjes,
juf Nathalie
   (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)

12 mei 2013

Moet je alles kunnen?

Iedereen schept wel eens op over wat hij of zij zó goed kan. De andere vindt dan ongetwijfeld wel iets anders waar hij/zij goed in is. Maar is het belangrijk dat je alles kan? Eens benieuwd wat de kinderen ervan denken!

Eerste en tweede graad
Verhaal: 'Spin en mug' uit Allemaal praatjes! van Geert De Kockere
  (Bron: De KOCKERE, G. (1999). Allemaal praatjes! Wielsbeke: De Eenhoorn.)
'Ik heb acht poten', zei Spin tegen Mug. 'Jij maar zes...' Spin keek vanop haar acht poten neer op mug. 'Ja, dat is waar', zei Mug. 'Maar ik kan vliegen en jij niet.' Ze keek een beetje spottend naar Spin. 'Ja, dat is waar', zei Spin. 'Maar ik kan een web spinnen en jij niet.' 'Ja, dat is waar', zei Mug weer. 'Maar ik kan zoemen en jij niet. 
Het bleef een poosje stil. Stil tussen Spin en Mug. Maar het was een vreemde stilte. Alsof die stilte elk ogenblik kon ontploffen. 'Ik zou een web kunnen spinnen en je vangen!' zei Spin toen opeens. 'Ja, dat is waar', antwoordde Mug. 'Maar ik zou je kunnen steken en al je bloed opzuigen', zei ze nijdig.'Ik zou je kunnen opeten', beet Spin terug. 'Ik zou je kunnen doodzoemen!' gilde Mug.
Weer bleef het een hele poos stil. Spin en Mug zaten naast elkaar en keken recht voor zich uit. Het was windstil en de bloemen roken naar de zomer.
Plotseling draaide Spin haar kop naar Mug toe en zei: 'Samen kunnen wij veel, hé Mug?' 'Ja', zei Mug. En ze keek naar Spin. 'Samen kunnen we heel veel...'

Een ander leuk verhaal: 'Kikker is kikker' van Max Velthuijs.

Filosofische vragen
  • Hoe weet je dat je iets kunt?
  • Wanneer kan je alles?
  • Zou er ook iemand kunnen bestaan die niets kan?
  • Wat zou er moeilijker zijn: niets kunnen of alles kunnen?
  • Als je alles kunt, hoef je dan niets meer te leren?
  • Is het mogelijk om alles te kunnen?
  • Is het mogelijk iets te kunnen zonder dat je het geleerd hebt?
  • Zouden er dingen bestaan die je nooit zou willen kunnen?
  • Als je weet dat je iets kunt, moet je het daarom ook doen?
  • Hoe zou de wereld eruitzien als iedereen alles kon?
Verwerkingsopdracht
Noem drie dingen van iemand anders in de klas waarvan je vindt dat hij/zij dat echt goed kan.
Ga in groepjes van 3 zitten en zoek iets dat jullie allemaal goed kunnen.

Veel praatplezier met dit thema!

Groetjes,
juf Nathalie
   (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)

8 mei 2013

Verliefd

Verliefd zijn, wie kent dat gevoel niet? Van kinderen krijg je bij dit onderwerp de meest spontane, soms grappige reacties. Een echte aanrader!

Kleuters tot 6e leerjaar
Verhaal: 'Sprinkhaan en Lieveheersbeestje' uit Allemaal praatjes! van Geert De Kockere
  (Bron: De KOCKERE, G. (1999). Allemaal praatjes! Wielsbeke: De Eenhoorn.)
'Ik ben verliefd', zei Sprinkhaan. En hij sprong in één keer wel vijf meter hoog. Van puur geluk. 'O ja?' vroeg Lieveheersbeestje. 'Ja!' zei Sprinkhaan toen hij weer beneden was. 'Op wie dan, als ik vragen mag?' vroeg Lieveheersbeestje. 'O...' zei Lieveheersbeestje. Zijn schild glom in de zon. 'Maar dat doet er niet zo', zei Sprinkhaan vlug. 'Ik ben verliefd en dat is wat telt.' En weer sprong hij enkele meters hoog de lucht in en eindigde met een dubbele salto. Zó gelukkig was hij. 'Als je dat niet belangrijk vindt...' zei Lieveheersbeestje. 'Nee', zei Sprinkhaan, 'dat vind ik niet belangrijk. Het is het gevoel dat telt. Ik ben verliefd. Dat voel ik.' En hij streek sierlijk met z'n voorpoten langs z'n voelsprieten.
'Ja', zei Lieveheersbeestje, 'maar als je niet weet op wie, hoe moet dat dan met dat gevoel?' 'Hoezo?' vroeg Sprinkhaan verbaasd. 'Welja', zei Lieveheersbeestje, 'waar moet je dan heen met dat gevoel?' Daar moest Sprinkhaan over nadenken. Hij wou eigenlijk nergens heen met dat gevoel. Hij wou het houden waar het was. Diep vanbinnen. Want het was een heerlijk gevoel. Weer sprong sprinkhaan omhoog. Maar het was toch iets minder hoog dan de eerste keer.
'En nog iets', merkte Lieveheersbeestje op, 'je moet toch iemand hebben om het mee te delen?' Weer moest Sprinkhaan nadenken. Delen? Hij wou het eigenlijk met niemand delen. Hij wou het voor zich alleen. Maar omdat hij zo gelukkig was, zei hij: 'Als je wilt, deel ik het wel met jou!' Want Sprinkhaan dacht dat een beetje delen geen kwaad zou kunnen. 'Met mij?' schrok Lieveheersbeestje. 'Ja, graag!' zei Sprinkhaan. 'Maar ik ben helemaal niet verliefd!' 'Ja, juist daarom!' antwoordde Sprinkhaan. 'Daarom wil ik het wel met jou delen. Dan ben je ook een beetje verliefd...' 'Maar ik wil niet verliefd zijn!' zei Lieveheersbeestje. 'O...' zei Sprinkhaan. 'Vind je me dan niet goed genoeg?' 'Nee', zei Lieveheersbeestje, 'dat is het niet.' 'Niet mooi genoeg misschien?' 'Nee', zei Lieveheersbeestje. 'Niet groot genoeg dan?' drong Sprinkhaan aan. 'Nee...' zei Lieveheersbeestje weer. 'Dat is het ook niet.' Hij haalde zijn vleugels van onder zijn schild vandaan, spreidde ze uit en vloog weg.
Sprinkhaan bleef beduusd achter. 'Nou...' zei hij stilletjes. 'ook goed...' En hij probeerde nog eens heel hoog te springen. Maar hij kwam niet hoger dan een paardenbloem.

Andere verhalen die bij dit thema passen:
- 'Het land van de grote woordfabriek' van Agnès de Lestrade
- 'Ik val op jou!' van Rébecca Dautremer
- 'Kikker is verliefd' van Max Velthuijs

Filosofische vragen
  • Wanneer ben je verliefd?
  • Waarom worden mensen verliefd?
  • Wat voel je als je verliefd wordt?
  • Kun je zelf beslissen wanneer je verliefd wordt?
  • Kun je zelf beslissen op wie je verliefd wordt?
  • Kun je verliefd zijn tegenhouden?
  • Kun je op iemand verliefd worden van wie je zeker weet dat die niet op jou verliefd is?
  • Als je verliefd wordt op een vriend(in), is dat dan nog altijd een vriend(in)?
  • Is verliefd zijn altijd leuk?
  • Kunnen dieren verliefd worden?
Verwerkingsopdracht
Schrijf een brief naar iemand op wie je verliefd bent.
Wat zou je schrijven als je een brief schreef naar iemand op wie je verliefd bent?

Veel plezier met dit leuke thema!

Groetjes,
juf Nathalie
   (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)

5 mei 2013

Overlijden

Doodgaan is en blijft een moeilijk onderwerp. Toch is het iets dat voorkomt in ieders omgeving, ook in dat van kinderen. Vele mensen willen dit onderwerp weghouden bij kinderen, maar op een bepaald moment is het toch zover. Daarom is het misschien wel belangrijk dat ze er al eens over hebben nagedacht. Zo kunnen ze het hopelijk beter een plaats geven.

Het is dus een onderwerp dat je moet aangaan met de kinderen als jij ze goed kent en als zij jou vertrouwen. Soms kan het sterven van familie/kennis van één van de kinderen in je klas het ideale moment zijn om over dit onderwerp na te denken.

Eerste tot derde graad
Verhaal: 'Olifant en Slak' uit Allemaal praatjes! van Geert De Kockere
 (Bron: De KOCKERE, G. (1999). Allemaal praatjes! Wielsbeke: De Eenhoorn.)
 'Ik denk dat ik doodga', zei Olifant. Het was koud, heel erg koud. Olifant keek droevig. 'Dood?' vroeg Slak, die bij Olifant op bezoek was. 'Ja', zei Olifant. 'Dood. Ik denk dat ik doodga.' 'Hoe weet je dat?' vroeg Slak. 'Ik voel het', zei Olifant. En hij probeerde nog wat droeviger te kijken. 'Aan je grote teen?' 'Neen', zei Olifant. 'Diep vanbinnen.' 'O...' zei Slak. En ze dacht diep na. Over diep vanbinnen. Waar dat zou kunnen zijn. En of diep vanbinnen bij Olifant even diep was als bij Regenworm. Of bij Mier. 'Is het een eng gevoel?' vroeg Slak tenslotte. 'Neen', zei Olifant, 'het is een diep gevoel. Alsof je heel lang en heel ver op reis gaat.' 'O...' zei Slak weer. En ze dacht diep na. Over ver op reis gaan. Waarheen dat wel kon zijn. En of ver op reis gaan voor Olifant even ver was als voor Kever.
Het bleef een poos stil. Olifant keek voor zich uit. Zijn slurf dampte in de ijskoude lucht. En Slak dacht na. Over doodgaan. En over diep vanbinnen. En over ver op reis gaan. 'Maar zeg eens', vroeg Olifant na een poosje. 'Wat kwam je eigenlijk doen?' 'O...' zei Slak. 'Niets bijzonders.' Ze keek een beetje verveeld naar de topjes van haar steeltjes, die ze zacht over elkaar wreef. Alsof ze zich wou verwarmen. Olifant werd heel nieuwsgierig. 'Zeg het dan', zei Olifant. 'Wel...', zei Slak. Ze aarzelde nog even. 'Wel, als je het echt wil weten: ik kwam je vragen of je naar mijn verjaardagsfeestje komt. Maar nu je doodgaat, kan dat niet.' 'O...', zei Olifant. 'O...' Hij keek ineens wat minder droevig. Toen boog hij zijn slurf naar beneden tot heel dicht bij Slak en fluisterde: 'Misschien, Slak, misschien wacht ik nog wel even met doodgaan. Tot na je feestje...'

Ander verhaal dat ook past bij het thema: 
- 'Kikker en het vogeltje' van Max Velthuijs.
(digitaal: http://www.dbnl.org/tekst/velt008kikk01_01/velt008kikk01_01_0001.php)
- 'Een verhaal voor Rosa' van Simon Puttock
- 'Rikki en de eekhoorn' van Guido Van Genechten

Filosofische vragen
Vooraleer je aan de filosofische vragen begint, kan je best eerst even een kringgesprek doen met de kinderen. Laat hen spontaan reageren of stel vragen over het verhaal. Daarna kan je volgende gerichte vragen stellen:
  • Wat is dood zijn?
  • Waarom gaan mensen dood?
  • Waar ga je naartoe wanneer je dood bent?
  • Waar was je voor je geboren was?
  • Mag je zelf kiezen om dood te gaan?
  • Kan iemand die dood is, nog bestaan?
  • Kun je nog iets weten als je dood bent?
  • Waarom zijn de meeste mensen bang voor de dood?
  • Is er leven na de dood?
  • Hoe zou de wereld eruitzien als niemand dood zou gaan?
Verwerkingsopdracht
- Ga op zoek naar een dood diertje en organiseer een begrafenisritueel.
- Laat kinderen vertellen over de begrafenis die zij al eens hebben meegemaakt.

Het is een gevoelig thema, maar toch de moeite om over te filosoferen.

Groetjes,
juf Nathalie
    (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)

1 mei 2013

Vriendschap

Vriendschap, een leuk thema om met de kinderen over te babbelen. Maar wat verstaan zij onder vriendschap? Kies een gezellig plekje uit en met onderstaande verhalen en filosofische vragen kan je het ontdekken!

Kleuters
Verhaal: 'Kikker vindt een vriendje' van Max Velthuijs 
(https://dl.dropbox.com/u/2650050/Prentenboeken%20in%20Flash/Kikker%20vindt%20een%20vriendje/index.html)
Het was een mooie dag in de herfst. Kikker wandelde door het bos en keek naar de prachtige kleuren van de blaadjes aan de bomen. Goud, geel, oker en oranje.
Wat is de wereld toch mooi, dacht hij.
Tussen al die mooie kleuren zag hij plotseling in het gras iets wonderlijks liggen. 
Dichterbij gekomen zag hij een klein beertje, met een rood truitje aan. Het had zwarte kraaloogjes en een traantje op zijn wang.
Voorzichtig tilde Kikker hem op. Ach, wat is hij lief... dacht Kikker. Ik neem hem mee naar huis. Dan mag hij bij mij wonen. Kikker hield zijn nieuwe vriendje stijf tegen zich aangedrukt en ging op weg naar huis.
Ze kwamen varkentje tegen. 'Wat heb je daar?' vroeg Varkentje. 'Een beertje,' zei Kikker. 'Gevonden in het bos.' 'Wat ga je met hem doen?' 'Hij mag bij mij wonen, want hij is zo alleen!'
'Laat eens zien,' zei Haas, die ook aan kwam lopen. 'Het is een teddybeer. Hij kan niet eens praten.' 'Dat zal ik hem wel leren,' zei Kikker.
Toen gingen ze hand in hand verder naar Kikkers huisje. Beertje kon al heel goed lopen.
De eerste dag zei Beertje helemaal niets. Maar eten wou hij wel, want hij had reuzenhonger. 
Kikker vertelde Beertje spannende verhalen voor het slapengaan. En hij leerde hem woordjes, zoals maan, roos en vis.
Overdag speelden ze buiten met de bal, of deden andere leuke spelletjes.
En 's avonds zaten ze gezellig te tekenen. Ze hadden een fijne tijd samen en Beertje leerde steeds beter praten.
Op een dag vroeg Kikker: 'Beertje, waar kom je eigenlijk vandaan?' 'Daarvandaan,' zei Beertje en hij wees met zijn poot.
Haas hoorde het toevallig en zei verbaasd: 'Kan hij toch praten?' 'Ja zeker,' zei Kikker trots, 'ik heb het hem geleerd.'
Nu kwamen alle dieren aanhollen. 'Beertje kan echt praten,' riepen ze door elkaar. 'Toe Beertje, zeg eens wat!' Even bleef het stil en toen zei Beertje: 'Goedemorgen. Mooi weertje vandaag.' Daar moesten ze allemaal hartelijk om lachen.
Vanaf die dag werd Beertje door iedereen verwend. Hij mocht paardje rijden op de rug van Eend. Varkentje bakte heerlijke berenkoekjes voor hem, volgens haar eigen geheime recept. En Rat nam hem mee uit vissen.
Ja iedereen was dol op Beertje, en hij genoot volop van het leven.
Maar op een dag zat hij stilletjes op een steen en staarde in de verte. Hij wou niet spelen en zei niets meer. Aan tafel liet hij zijn eten staan. 'Beertje,' vroeg Kikker, 'wat is er met je aan de hand? Ben je ziek?' 'Nee,' zei Beertje. 'Ik weet het niet.'
De volgende morgen stond hij vroeg op. 'Waar ga je naartoe?' vroeg Kikker. 'Ik ga terug naar waar ik vandaan kom,' zei Beertje. 'Daar hoor ik thuis.'
De andere dieren kwamen erbij. 'Waar ga je heen?' vroegen ze verbaasd. 'Weet je de weg?' 'Die vind ik wel,' zei Beertje. Hij wist heel zeker dat hij weg wou.
Ze vulden een rugzakje met eten en drinken, en daar ging Beertje. Op weg naar waar hij vandaan kwam.
Elke avond lag Kikker alleen in zijn bed en kon niet meer slapen van verdriet. 'O Beertje, ik mis je zo,' zei hij zachtjes. Moe van het huilen viel hij dan tenslotte in slaap.
En toen op een ochtend heel vroeg... 
... werd Kikker wakker doordat iets warms en zachts naast hem in bed schoof. Hij opende zijn ogen. 'Beertje, ben jij het?' 'Ja,' zei Beertje. 'Jij bent mijn beste vriend en hier hoor ik thuis. Ik ga nooit meer weg.' En tevreden sloot hij zijn oogjes om te gaan slapen.
                                                                                           (Bron: VELTHUIJS, M. (2001). Kikker vindt een vriendje. Brussel: Leopold.)
 
Filosofische vragen
  • Wanneer is iemand je vriend?
  • Hoe weet je dat je iemands vriend bent?
  • Moet je elkaar kennen om bevriend te zijn?
  • Wanneer ken je iemand goed?
  • Moet je elkaar kunnen zien om bevriend te zijn?
  • Kun je ook bevriend zijn met iemand die je niet graag ziet?
  • Maakt vriendschap altijd gelukkig?
  • Is vriendschap hetzelfde als verliefd zijn?
  • Kan vriendschap eeuwig duren?
  • Kun je ook bevriend raken met dieren?
Verwerkingsopdracht
Teken je beste vriend.

Eerste en tweede graad
Verhaal
Voor de eerste en tweede graad kan je hetzelfde boek gebruiken als bij de kleuters.


Filosofische vragen
  • Wat is een vriend?
  • Wanneer word je iemands vriendje?
  • Kun je ook bevriend zijn met iemand die je niet graag ziet?
  • Wat is het verschil tussen een vriend en je beste vriend?
  • Maak je met een vriend nooit ruzie?
  • Maakt vriendschap gelukkig?
  • Moet je elkaar kennen om bevriend te zijn?
  • Kun je ook bevriend raken met dieren?
  • Kun je bevriend zijn met je moeder of vader?
  • Kan vriendschap eeuwig duren?
Verwerkingsopdracht
Leg een blad in het midden van de groep en laat de kinderen noteren wat een beste vriend moet hebben of hoe hij/zij moet zijn. Bespreek de 'poster'.

Derde graad
Verhaal: Allemaal praatjes! van Geert De Kockere

'Ben ik jouw vriend?' vroeg Egel aan Eekhoorn. 'Ja', zei Eekhoorn. Ze zaten op een open plek in het bos. Het was een mooie plek. Ze kwamen er vaak. Soms zeiden ze niets. Ze zaten dan gewoon te kijken naar de mooie plek. Naar alles wat de plek mooi maakte. 'Zeker?' vroeg Egel. 'Beslist!' antwoordde Eekhoorn. 'Hoe weet je dat zo zeker?' vroeg Egel. 'Ik weet het', zei Eekhoorn. 'Ik weet het en dat is genoeg. Jij bent m'n vriend.'
Het bleef een poosje stil op de open plek in het bos. Egel en Eekhoorn keken naar al het moois. 'Ben jij dan ook mijn vriend?' vroeg Egel. 'Dat weet ik niet', antwoordde Eekhoorn. 'Dat moet je zelf weten. Dat kan ik niet in jouw plaats weten. Maar jij bent mijn vriend. Dat weet ik wel zeker.'
Egel dacht diep na. Zijn stekels gloeiden ervan. Hij wou het dolgraag weten. Hij wou dolgraag weten of Eekhoorn z'n vriend was. Maar hij kwam er niet uit. Hoe hard hij er ook over nadacht. Vriendschap is niet vanzelfsprekend, besloot Egel. Hij vond vriendschap ineens heel ingewikkeld. Zeker als je er diep over nadacht. Hoe dieper je erover nadacht, hoe ingewikkelder vriendschap werd. Was je vanzelf iemands vriend als die andere jouw vriend was? En werd iemand zomaar je vriend omdat jij zijn vriend was? Egel kreeg er een punthoofd van. En hoe weet je nu zeker of je iemands vriend bent? En hoe kom je te weten of iemand jouw vriend is?
Weer bleef het een hele poos stil op de open plek in het bos. Het was echt een prachtige plek. Hoe meer je ernaar keek, hoe mooier ze werd. Dit is een mooie plek voor vriendschap, dacht Egel.
'En?' vroeg Eekhoorn na een tijdje. 'Ben ik jouw vriend?' 'Ja', zei Egel toen. 'Ja, jij bent m'n vriend.' 'Ja', zei Eekhoorn. 'Jij bent mijn vriend en ik ben jouw vriend. Niets is zo simpel als vriendschap. Iets eenvoudigers bestaat er niet.' 'Ja', zei Egel en hij keek verder naar al het moois dat er was. Naar alles dat hem vertelde dat Eekhoorn zijn vriend was.
                                                                                              (Bron: De KOCKERE, G. (1999). Allemaal praatjes! Wielsbeke: De Eenhoorn.)

Filmpje
                                                                                                     (Bron: Kleine helden & rare kwasten: mijn vrolijk staartje [dvd]. (2011))

Filosofische vragen
  • Wat is vriendschap?
  • Wanneer is iemand je vriend?
  • Kan je bevriend zijn met iemand die je nooit ziet?
    Met mama of papa? Met een dier?
  • Kan je vooraf weten: dit wordt (g)een vriend?
  • Mag je ruzie maken met een vriend?
  • Kan je een vriend haten?
  • Bestaan er mensen met wie je nooit bevriend kan geraken?
  • Moet een vriend iemand zijn die hetzelfde is als jij of iemand die juist anders is?
  • Wat is het verschil tussen een vriend en een beste vriend?
  • Wat is het verschil tussen vriendschap en liefde?
  • Kan je verliefd worden op je beste vriend?
  • Kan vriendschap eeuwig duren?
  • Hoe zou de wereld eruit zien als iedereen bevriend zou zijn?
Verwerkingsopdracht
Schrijf een brief aan je beste vriend.
Schrijf in het kort op hoe jouw beste vriend is of hoe je graag zou hebben dat hij/zij is.


Veel plezier!

Groetjes,
juf Nathalie
     (Bron: ATHONE, R., JANSSENS, E., VERVOORT, S., KNOPS, J. (2009) Peinzen: 49 filosofische vragen voor kinderen. Leuven: Acco.)